Reisverhaal
Namibië - Oktober 2022
FOTOREEKS
NAMIBIE
Oppervlakte
Namibië = 27 maal België.
Hoofdstad is Windhoek gelegen op 1.650 m hoogte, op een plateau,
knal in 't centrum van het land.
Het land werd pas onafhankelijk in 1990.
1 € = 18 Namibische Dollar en heeft dezelfde waarde als de
Afrikaanse Rand.
Namibië heeft een kustlijn van 1.572 km met de Atlantische
Oceaan.
Hoogste berg: de Königstein is 2.573 m hoog.
Aantal inwoners: 2,6 miljoen. Dat zijn 3,2 inwoners per km2 of
na Mongolië het dunst bevolkte land ter wereld.
Godsdienst: katholiek (90%).
Engels is de officiële taal, maar er wordt veel Afrikaans
en soms Duits gesproken.
Een Nederlandse, Duitse en Zuid-Afrikaanse ex-kolonie.
Het land heeft een diverse mix van stammen en bewoners: 90% is
zwart of gekleurd, 10% is blank.
Namibië,
Land van Ruimte, Zee van Zand
De San of de Bosjesmannen waren de eerste inwoners van het land.
In de 19e eeuw koloniseerden de Nederlanders vanuit Zuid-Afrika
het land en stichtten er de hoofdstad Windhoek. Daarna kwamen
de Duitsers die de Apartheid invoerden en de lokale inwoners onderwierpen
aan de slavernij zonder overlevingskansen. Pas in 2021 erkende
Duitsland de volkerenmoord en bood excuses en een som geld aan.
Na WOI werden de Duitsers verjaagd door de Zuid-Afrikanen en werd
Namibië een Zuid-Afrikaans mandaatgebied waar de Apartheid
werd verder gezet. Tot Namibië in maart 1990 onafhankelijk
werd.
Namibië, waar de Atlantische Oceaan overgaat in kustwoestijn
en verder overgaat in een hoogvlakte is intrigerend. Je waant
je soms op de maan of op Mars, langs eenzame woestijnbanen en
tussen gekleurde duinen en immense granieten tafelbergen. En dan
zwijgen we nog van de ongekende hoeveelheid wilde dieren.
Het regent er amper en dus is er bijna geen land- of tuinbouw.
Het land ontgint diamant en uranium en krijgt jaarlijks bezoek
van meer dan 1 miljoen toeristen. Een land waar rassenvermenging
ok is. Je ziet kroeshaar, zwarte huid, koffie verkeerd huid, blank,
blauwe ogen. Alles door elkaar. Duitse overblijvers uit het koloniale
tijdperk hebben zich rustig gemengd met de inheemse bevolking.
Bij de bepaling van de landsgrens met Botswana hebben ze een meetladde
genomen en een verticale streep van noord naar zuid getrokken.
Het is ook een land met geestige en Nederlandstalig (Afrikaans)
aanvoelende stadsnamen:
Kaalkop
Stilhoek
Walvisbaai
Olifantsbad
Warmbad
Stinkwater
Witwatersberg
Rooibank
Witvlei
Kalkrand
Groendraai
Sukses
Welkom
Vooruit
Mylpaal
Witkop
Dag
1 - Brussel - Windhoek -----Donderdag-20
oktober
Ik wist het want 'k et weer aan mijn flasse. Mijn heupprothese
doet opnieuw het alarm afgaan bij de immigratie. Ik wijs voor
alle zekerheid naar mijn heup, maar dit is een teken om mij niet
te geloven maar in de plaats een grondige fouille te geven.
Na 1 tussenstop (Addis Abeba, Ethiopië) en 3 films verder
(waaronder - echt waar - een komische film over de Oost-Duitse
Stasi jaren 80), landen we in Windhoek, de hoofdstad van Namibië.
Niet zonder eerst op de vlieger een arrival form in te
vullen, een belachelijk lange vragenlijst met onder meer een vraag
over hoeveel geld we denken te spenderen tijdens onze vakantie.
Plus nog een apart A4'tje over Covid. Bij de paspoortcontrole
in Windhoek luchthaven bekijken de immigratieambtenaren amper
de ingevulde formulieren ...
Dag
2 - Windhoek -----Vrijdag
21 oktober
De luchthaven van Windhoek ligt temidden niemandsland, op de uitlopers
van de Kalahari woestijn. Het is een rustige luchthaven. Er staan
amper vliegtuigen geparkeerd. Daardoor stapt iedereen gewoon uit
het vliegtuig en loopt de tarmac op naar de ingang van het luchthavengebouw.
Na de paspoortcontrole rijden we naar het 44 km verder gelegen
Windhoek stad. Onderweg zien we onze eerste antilope.
Alhoewel we ons aan de andere kant van de wereld bevinden, is
het exact hetzelfde uur als in België. Geen jetlag deze keer
maar gewoon moe van de reis.
Als we Windhoek binnenrijden vallen ons de ommuurde huizen op,
zelfs met prikkeldraad. Niet om criminelen buiten te houden maar
de apen, zegt onze taxichauffeur. Ik heb daar toch mijn twijfels
over. We rijden door straten genoemd naar Mandela, Mugabe, Kabila
- die twee laatste niet de meest filantropische kerels behalve
voor henzelf.
We komen toe aan onze slaapplaats voor vandaag en de guesthouse
madam wacht ons al op. We installeren ons en vanaf ons balkonnetje
hebben we zicht op het koningspaleis en op de eerste, prachtige
zonsondergang. 's Avonds rezeneren we met de Duitse eigenaars
(vader en zoon) van het guesthouse, afstammelingen van de Duitse
kolonisten, in het
Afrikaans.
Dag
3 - Windhoek - Sossusvlei----- Zaterdag
22 oktober -----340 km
Na het ontbijt, rond 8u, hebben we de Meet & Greet
met de lokale reisagent. Helena legt uit, gesticuleert, drinkt
sloten koffie en overhandigt ons alle papierwerk.
Daarna vertrekken we naar het autoverhuurdepot in de wijk
Klein Windhoek en halen onze 4 x 4 af: een Ford Ranger, een XL-type
waarvan je denkt dat met één trap op het gaspedaal,
uw tank voor de helft leeg is. Een huurauto is zowat de enige
mogelijkheid om het land te verkennen want het openbaar vervoer
is verwaarloosbaar. We starten aan een kilometerstand van 15.800.
Maar niet vooraleer een medewerker ons de basics van een
4x4 heeft uitgelegd inclusief hoe een reserveband steken. Daar
ontdek ik ook dat mijn Belgisch rijbewijs een vervaldatum heeft.
We starten onze drieweekse reis, een grote lus door Namibië,
Botswana en terug naar Windhoek. We verkennen de hoofdstad later,
op het einde van de reis.
Eerst en vooral doen we inkopen (voornamelijk water en snacks)
in De Spar. Dezelfde Spar als bij ons, met hetzelfde logo en waarvan
we ons afvragen of deze winkels, in dit land, nog deel uitmaken
van de Colruyt groep.
En nu starten we veur echt. Niet zoals thuis op een drukke
snelweg tot aan ons eindpunt, behalve dan de eerste 80 km buiten
Windhoek. Maar dan volgen 260 km onverhard rijden, dwars door
het landschap. Eindeloze vlaktes en ruige maanlandschappen wisselen
elkaar af. We zijn kilometers onderweg met als enige tegenliggers
een paar 4 x 4's met toeristen. En ja, ook één wielertoerist-met-koersbroek
op een aftandse mountainbike.
Het landschap transformeert van groen naar rood en beige. Voortdurend
zien we verkeersborden die ons verwittigen voor het kruisen van
rivierbeddingen maar de rivier is verdampt. Het is hier poerdruuge.
We omschrijven de streek best met woorden als: woestijn, grassen,
okerkleurig, tafelbergen, zon en nergens schaduw, alleen op de
wereld.
We rijden door de ruige natuur van het onmetelijke Namib-Naukluft
Park. Een spectaculaire woestijn, bar en desolaat waarin abrikoos
kleurige duinen verspreid liggen met daartussen droge, harde ondergronden,
de fameuze witte kleipannen. Dit zandzee-gebied is even groot
als België en zou de oudste woestijn zijn op deze planeet.
Na vijf uur rijden - reken op maximum 60 km/u gemiddeld - komen
we aan te Sesriem en slapen deze nacht in een woestijnlodge
ten zuiden van de Sossusvlei. Een drager toont ons huisje en in
onze hof staat een Oryx, een antiloop waarvan het gewei bestaat
uit twee uit zijn kop schietende, rechte hoornen van een meter
lang. Hij bekijkt ons een beetje minachtend en loopt dan weg.
Sesriem is niet meer dan een straat met lodges en een naftepomp.
Trouwens alle dorpen onderweg - eigenlijk meer nederzettingen
- ongeveer om de 50-tal km, langs de grindwegen bestaan uit 10
à 20 huizen. Waarvan leven die mensen, vraag ik me dan
af.
We tanken vol want er is ons door Helena op het hart gedrukt om
steeds de tank te vullen bij elke pomp die we tegenkomen. Want
ze zijn schaars aanwezig in dit land.
Onze lodge biedt een avondbuffet en braai aan onder de
sterrenhemel. We eten impala- en oryxsteak.
GPS
of WEGENKAART?
Tijdens
de Meet & Greet deze ochtend raadde Helena ons
ten stelligste af om de GPS te gebruiken.
'Enkel om Windhoek uit te rijden', zegt ze. Ik zeg ja maar
denk nee.
Maar uiteindelijk zijn er zo weinig wegen in het land dat
Martine me met gemak gidst tot aan de kruispunten waar we
de meegekregen wegbeschrijving volgen. De old school-methode
met een duidelijke landkaart en met de meegegeven dag-per-dag
wegbeschrijving is meer dan voldoende om je weg te vinden.
Dus mijn Maps.me GPS App zal weinig werk hebben deze keer.
Dag 4 - Deadvlei en Sossusvlei -----Zondag
23 oktober
Het is 5u als onze wekker afgaat. Want als we de vleien willen
beleven op hun mooist, 'zorg dan dat je voor zonsopkomst bij de
ingang bent', zegt iedereen ons hier.
We schuiven met tientallen auto's aan, aan de ingang van het park.
De bariele is toe en gaat pas open bij zonsopgang, vandaag
om 6u10. In colonne rijden we 60 km het duinengebied in naar de
parkeerplaats aan het begin van de vleien.
We hebben Malina mee, een Duitse fraulein die afgestudeerd
is als journalist en een jaar mag werken bij de nationale Namibische
radio omroep. Ze vraagt of ze met ons mag meerijden in het park.
Tuurlijk magda.
De zon zien opkomen lukt niet. Dat is enkel weggelegd voor diegenen
die in het park logeren. Het reeds aanwezige ochtendlicht geeft
de duinen een prachtige rode gloed. Eenmaal op de parking, na
een uurtje rijden, brengt een shuttle jeep ons 5 km verder naar
het startpunt van de wandeling naar de vleien. Een vlei betekent
'ondiep meer'.
We bezoeken eerst 't schoonste: de Deadvlei of Dodevlei.
We beklimmen de hoogste duin, de 'Big Daddy', een oranje zandhoop
van 325 m hoog. Het zand is mul dus zak je bij elke stap een beetje
weg, de zon geeft kadeil en begint te wegen al is het pas
7u30. We lopen niet tot op de top van de duin. De shuttle chauffeur
raadde het ons af vanwege de hitte. Naarmate we verder klimmen,
verschijnt beetje bij beetje de Dodevlei. We zien een witte kleipanne
met zwartgeblakerde stronken van dode bomen temidden oranjerode
duinen, 900 jr. geleden een vruchtbare oase en een ondiep meer,
nu een bizar zicht.
Halverwege de duinklim slieren/ stappen/ zwalpen we 150
m steil naar beneden, naar de bodem van de betoverende kleipanne.
Volledig blootgesteld aan de zon, lopen we tussen grillig gevormde
geraamtes van bomen die dus al 900 jaar dood zijn, uitsteken boven
de vlakte met takken als een soort ledematen. De volle zon werpt
schaduwen op de witte kleigrond. We worden omringd door oranje-roze
duinen die messcherp aftekenen tegen de staalblauwe lucht. We
lopen op de vlakte over gespleten, droge en verharde modder. Het
gebied is het droogste ecosysteem op onze planeet.
De shuttle brengt ons even verder naar de Sossusvlei, een
soortgelijke buur. De zandduinen zijn opnieuw honderden meters
hoog. Het is een lastige wandeling in het mulle zand, maar het
uitzicht over de vlei is weergaloos. De witte kleipanne is egaal
wit zonder dodenstronken deze keer. Ze is afgeboord met (levende)
bomen die misschien binnen 1000 jaar zullen versteend zijn? We
zijn er gans alleen. De meesten die Deadvlei bezoeken nemen niet
de moeite om Sossusvlei te bezoeken, de lanterfanters.
Boven op de duinen zien we niet alleen de vleien maar gans het
duinengebied, een zee van zand. De kleuren variëren van roze
naar roziger naar oranje.
We shuttelen nog voor de middag terug naar de parkeerplaats. Na
11u wordt de hitte ondraaglijk en tegen 14 u stijgt de temperatuur
boven de 40°. Onderweg naar de parking duwen we met zijn allen
een 4 x 4 uit het mulle zand. Die had zichzelf vastgereden tot
aan de wielassen. Het traject van 5 km tussen parking en vleien
is enkel weggelegd voor ervaren 4 x 4 bestuurders. Maar toch zijn
er altijd beterweters die met hun eigen auto proberen.
Op de parking zoek ik mijn autosleutels in één van
mijn vele zakken en vind ze niet direct. De shuttlechauffeur ziet
het en vertelt dat er af en toe een toerist zijn autosleutels
verliest bij het naar beneden lopen van de duinrug naar de vloer
van de vlei. Ik begin nog meer te zweten. Onverstoord ratelt hij
verder dat er dan niets anders op zit dan het autoverhuurbedrijf
te contacteren en een sleutel per koerier te laten nabrengen.
Dan verlies je wel meteen 2 dagen van je reis. Maar ik vind mijn
sleutels terug, ergens diep in mijn broekzak. Het angstzweten
stopt.
Het is ondertussen middag geworden, nemen afscheid van Malina
en vertrekken naar onze slaapplaats voor deze nacht, een guesthouse
ten noorden van Solitaire, 175 km van Sesriem. De onverharde
weg loopt deze keer door een steppe, een vlakte met okerkleurige
grassen geflankeerd door okerkleurige bergen. Waarschijnlijk groeien
diezelfde grassen verder door op de berghellingen. Grote nesten
in de bomen waren ons al opgevallen. We denken eerst aan bijen
of termieten maar bij een stop zien we plots - nadat ik toeter
- tientallen kleine vogels wegvliegen. Het is dus een gemeenschappelijk
nest, co-housing voor vogels.
We tanken in Solitaire, een eenzaam dorpje waar niets te zien
is buiten een naftestation, een paar huizen en een klein kerkje.
Even verder dwarsen we de Steenbokskeerkring, aangeduid door een
groot bord.
Ons guesthouse ligt 6 km langs een afslag van de hoofdbaan. Het
moet zowat het meest kronkelende, op en neer vuilste baantje geweest
zijn die ik ooit bereden heb. Ik moet mijn 4x4 viteize inschakelen
want anders redden we het niet. De schrik slaat eventjes toe als
we een top over moeten of een dode bocht nemen. We bereiken na
een kwartier toch het Namib Valley Guesthouse ergens in het Naukluft
NP, in niemandsland maar met een schitterend zicht over de Namib
vallei. 't Mag wel na zo'n autorit. We zijn vanavond de enige
klanten.
Elise, de manager van het guesthouse, rijdt ons naar het punt
voor een zicht op de zonsondergang. Maar eerst passeren we een
kokerboom, het nationale symbool van Namibië. Ze weet ons
ook te vertellen dat de okerkleur van de grassen het resultaat
is van de hevige regens in maart dit jaar. Het was 7 jaar geleden
dat het zo geregend had. We arriveren op het zonsondergang punt.
Elise heeft haar best gedaan: ze haalt een fles wijn boven plus
een schaal met sneukelderij. Maar de natuur blijft echter
achter: net nu passeren een paar wolken aan de horizon die de
zonsondergang verstoren. Niet getreurd want een uur later biedt
diezelfde natuur ons een schitterende sterrenhemel aan.
Ondertussen heeft Elise's kookploeg ons diner bereid. Op het tafelkleed
lezen we een paar grappige Afrikaanse levensspreuken.
'Hang jou drome in die wind sodat hulle kan leer vlieg'.
'Vriendskap is nie n groot ding nie, dit is n miljoen klein dingetjies'.
'In ons huis word daar
Gelag
Gehuil
Ge-eet
Gesoen
Gegil
Gesing
Gelief'
Dag
5 - Namib Vallei - Swakopmund----
Maandag 24 oktober----- 220 km
We nemen deze morgen afscheid van sympathieke Elise, bewonderen
nogmaals het uitzicht op de Namib vallei en verlaten de wildernis
naar het 220 km verder gelegen Swakopmund - Swakop genoemd door
de lokalen - Namibië's tweede stad.
In tegenstelling tot de vorige dagen met overwegend kaarsrechte
banen, rijden we nu op kronkelende gravel met vrij lange klimmen
en afdalingen. Logisch want we passeren de Kuiseb Bergpas met
zijn geologische formaties. Iedere 20 km vind je een rivierbedding
waar geen druppel water te zien is. We rijden nog steeds in het
Namib-Naukluft Nationaal Park en we voelen ons terug alleen op
de wereld. Zo om het uur kruisen we een tegenligger.
Eenmaal voorbij de heuvelregio, rijden we opnieuw in de okergele
vlakten zoals gisteren, volgens Elise door de overvloedige regen
in de lente. Maar het duurt niet lang. Het landschap transformeert
naar eerst een bruine vlakte en daarna naar een wit, kaal, biljartvlak
maanlandschap. En je moet gefocust rijden want de wegkant lijkt
te verdwijnen en op te gaan in het landschap. We rijden tientallen
km's in het niets, een eindeloze tocht door de witte zandvlakte
van de Namib woestijn. Dit is het soort ritten waar de autotocht
indrukwekkender is dan de bestemming.
We naderen de kustlijn en nabij Walvisbaai gaat het gravel over
in een perfecte, kaarsrechte tarmacbaan. In Walvisbaai laat ik
mijn banden opnieuw oppompen tot 2 bar terwijl we op de onverharde
stroken de bandenspanning moeten laten zakken tot 1,8 bar. We
kregen daarvoor van het autoverhuurbedrijf een meettoestelletje
mee.
Vanuit Walvisbaai is het nog een 30-tal km naar Swakop. Langs
de kustweg zien we tal van boorplatformen in de Atlantische Oceaan.
Maar als we de andere kant opkijken zien we hoe de Namib woestijn
tot aan de kustweg komt en zo de Oceaan 'induikt'. De hoofdweg
is afgelijnd met aangeplante palmbomen, mooi symmetrisch langs
beide zijden van de baan. Het helpt om het zand tegen te houden.
We komen vannoene aan in Swakopmund, een Duits koloniaal
stadje aan de Atlantische kust. Het is Namibië's avontuurstad.
Je kan er uit een vliegtuig springen, sandboarden en quad rijden,
dingen die we efkes aan ons laten voorbijgaan.
We beslissen om deze namiddag de Welwitschia Drive te rijden,
aangeprezen in onze reisgids als maanlandschappen met geërodeerde
heuvels en valleien. Dat is een feit op deze 35 km lange graveltocht.
Maar dat hebben we deze voormiddag ook al ruimschoots gezien.
Je vindt er ook twee oerplanten: korstmossen die zich vastzetten
op rotsen en in de verzengende hitte van de Namib woestijn slechts
een paar druppels water nodig hebben om ze letterlijk te zien
groeien (daarna zijn ze terug goed voor tientallen droogtejaren)
en de Welwitschia, een flora curiositeit, een plant met twee lederachtige
bladeren maar uiteindelijk openbloeit als een verwelkte slakrop.
Ze groeien zo traag dat de eerste bloem pas verschijnt na 20 jaar
en een middelgrote plant ongeveer 1.000 jaar oud wordt. Geen van
beide fossielplanten hebben we gezien zodat we deze tocht als
overbodig catalogeren.
Helena, van de meet & greet van dag 1, had ons automatisch
geboekt in het must do restaurant 'The Tug' in Swakop.
Voor zulke dingen pruttelen we nooit tegen en zo stappen we vanavond
binnen in een op het strand getrokken boot die dienst doet als
visrestaurant. We tafelen in de ruimte van de stuurhut met het
stuurwiel achter ons. Zit daar toch wel die groep luidruchtige
Duitsers die we ook al moesten 'aanhoren' tijdens het buitendiner
in onze lodge in Sesriem. Meer dan de helft neemt een vleesgerecht
zoals burgers, kipburgers
in een visrestaurant. We maken
er ook kennis met een koppel uit Zwijnaarde, de eerste Vlamingen
op onze reis.
NAMIB-NAUKLUFT
PARK
Met
een oppervlakte van anderhalf maal België en zijn beklijvende
vergezichten en kleivlaktes is het park een toeristische trekpleister.
Het is de oudste woestijn van deze planeet met de hoogste
duinen en is hyper droog. Het meeste vocht komt niet van regen
maar van mist vanuit de Atlantische Oceaan. De winden van
de Oceaan zijn ook verantwoordelijk voor de vorming van de
duinen. En hun oranje kleur verkrijgen ze door geoxideerd
ijzer in het zand. Het is een desolaat en bar gebied met geërodeerde
bergen en dorre eindeloze vlaktes.
De Namib woestijn gaf zijn naam aan Namibië.
Dag
6 - Swakopmund -----Dinsdag 25 oktober
Fris aan de vis deze morgen. Niettemin rijden we naar Walvisbaai
alwaar alle zee-activiteiten gebundeld zitten bij verschillende
concurrerende touroperators in de haven. Onderweg zien we de mensen
te voet naar hun werk gaan of met zijn tienen in de laadbak van
een pick-up gevoerd worden.
We komen aan op de parking in het deel van de haven toegewezen
aan de touroperators.
'I watch your car', zegt de parkingwachter.
'Your car is safe', overtuigt hij ons, terwijl we ons melden bij
het catamaran bedrijfje die ons deze voormiddag naar Pelican Point
vaart aan het einde van een smalle landtong die ver in de Oceaan
steekt.
We ruilen de vaste wal voor een wiegende zee en zoeken
een plaats op het dek. We zijn met zijn tienen. Iemand van de
bemanning haalt een emmer vis tevoorschijn en onmiddellijk vliegen
uit het niets drie pelikanen op het dek èn komt een zeehond
uit het water gesprongen. Die beesten veroorzaken lichte paniek
aan boord alhoewel ze maar één ding willen: die
vis opeten. En een toerist die in de weg staat, krijgt een stamp
van een zeehondenlijf of een bete van een pelikaanbek.
Onderweg varen we langs oesterbanken en zien we tal van schepen
geankerd in de baai, vissers- en bevoorradingsboten voor de olieplatforms.
Ze worden hier onderhouden door de Namibische techniekers die
goedkoper zijn dan hun Zuid-Afrikaanse collega's.
We komen aan nabij Pelican Point, een tehuis voor 50.000 zeehonden
die voor één grote, zwarte plek vormen op het strand
van de landtong, eigenlijk een grote zandbank die elk jaar aangroeit
door de winden die het woestijnzand tot hier brengen. Ook de dolfijnen
zijn aanwezig die niets liever doen dan meezwemmen met de boot.
Ook sommige (surfende) zeehonden volgen ons. Het is wel opletten
met die beesten want op een bepaald moment springen die gewoon
vanuit de zee op ons dek omdat een bemanningslid terug met een
emmer vis showt. En ja, plots vliegen ook de pelikanen onze richting
uit. Deze keer is iedereen op zijn hoede. Gedaan met spelen en
de visemmer wordt opgeborgen. De zeehond en pelikanen worden
verjaagd en wij krijgen een lichte lunch voorgeschoteld met o.a.
een fles bubbels en heerlijke, vlezige kadetten van oesters.
We meren aan en rijden terug naar Swakop. Nog altijd kijken we
verwonderd toe naar de combinatie oceaan-woestijn. Het creëert
een zandstrand-met-duinen van 100 km breed.
We nemen deze namiddag een half dagje verlof om het stadje te
verkennen. Swakop is zeer Duits. 90% van de zaken en de
horeca hebben Duitse namen of opschriften gaande van Anton's Weinstube
over Apotheke naar Bierfest. Er wordt door de blanke afstammelingen
van de kolonisten nog altijd Duits gesprochen zoals ook
door het eigenaarskoppel van onze guesthouse. Het blijft me verbazen
dat de Namibiërs dit nog kunnen verdragen. Meestal blijven
de Duitsers vier jaar als ze ergens komen, maar hier al meer dan
een eeuw en dat ondanks de massaslachtingen onder hun koloniaal
bewind tussen 1904 en 1908. En dan komen nog eens elk jaar honderden
Duitse toeristen terug waarvan sommigen denken dat ze in eigen
land vertoeven, de nieweirds.
Het is hier minstens 10° kouder dan in het binnenland. Het
heeft iets te zien met de straalstroom die vanuit de Zuidpool
koud water aanvoert. We wandelen verder door de paar centrumstraten,
zien de Duitse architectuur, kopen een paar cadeaus en belanden
plots op een marktje van de inheemse Himba stam die allerlei
houten kunstwerkjes aanbiedt. De vrouwen zijn halfnaakt met hun
blote (hang)borsten. Hun haar is bijzonder opgedaan: ik kan het
niet echt omschrijven. We moeten hen teleurstellen want we hebben
zonet aan een straathoekverkoper een paar noten gekocht. Ja noten,
enkel in Namibië te verkrijgen, in een zeer harde schelp
waarop lokale kunstenaars jouw naam en wilde dieren in kerven
met een stanley mes.
We lopen verder richting strand waar we een nieuwe en moderne
bebouwing bezoeken. Aan een visrestaurant lezen we een flauwe
woordspeling:
'I am on a seafood diet,
When I see food, I eat it.'
We kiezen echter voor de zeteltjes van een steakrestaurant waar
we de avond inzetten met een cocktail gefolgd von ein filet
rindersteak mit zwiebelringe und pommes-frites. Na gisterenavond
een fles Zuid-Afrikaanse wijn binnengebiebeld te hebben, houden
we het vanavond bij een glas.
Dag
7 - Swakopmund - Damaraland - Outjo -----Woensdag
26 oktober -----450 km
Vandaag, zegt de wegbeschrijving, hebben we de langste rit van
deze vakantie voor de boeg: 450 km. Dus we vertrekken op tijd.
We rijden nog een deel langs de kustlijn noordwaarts. Als we links
kijken richting Oceaan dan zien we een bewolkte hemel; kijken
we rechts in de woestijn dan zien we een blauwe hemel. Dit maakt
dat Swakopmund bijna altijd een bewolkte hemel toont die oplost
in de late namiddag. De trek van de wolken.
Na 60 km kustbaan draaien we rechtsaf recht de woestijn in en
de hitte tegemoet. We rijden 100 km door het zand maar zien dat
de wegenwerken het zand zullen ruilen voor een tarmacbaan in de
nabije toekomst. De arbeiders dragen een soort alles bedekkende
boerka tegen de zon en het stof. En wij rijden parallel met de
nieuwe tarmacbaan. Plaats genoeg.
We passeren Uis waar we op aanraden van onze gastvrouw
in Swakop, een koffie met worteltaart verorberen in de Cactus
Coffee Bar. Ik denk dat dit het enige cafeetje is in dit piepkleine
plaatsje.
Nabij Uis ontginnen ze halfedelstenen waarvan we gisteren een
zakje gekocht hebben. En we hebben het geweten want leurders doen
de wagen stoppen door gewoon midden op de weg te staan en smeken
om je ruit te openen. Zeggen dat je al stenen hebt gekocht, helpt
niet want dan beginnen ze over de honger die hun kinderen lijden
en werken zo op uw gemoed. Uiteindelijk kopen we toch nog drie
stenen.
Vanaf Uis verandert de streek drastisch: van een platte zand-
naar een steen- en heuvelwoestijn. We rijden door Damaraland,
land van de Himba stam, dezelfde stamleden op het marktje gisteren.
De onverharde weg wordt nog een beetje onverharderder,
de zandvlakte wordt ingeruild voor geërodeerde heuvels -
echt van die afgesleten rotsformaties - verspreid in het landschap.
Ook de okergele donsachtige grassen zijn terug. Het heeft hier
ook geregend in maart, denk ik dan.
De enige aaneengesloten bergketen, die we al zagen opdoemen vanuit
de zandwoestijn, is Brandberg en huisvest Namibië's hoogste
berg, de Königstein met 2.573 m. Het is een berg met
paarse schijn en die afsteekt tegen de azuurblauwe lucht en het
okergele landschap errond.
We zien langs de weg talloze Himba vrouwen, traditioneel gekleed
in felle kleuren voor zover ze niet halfnaakt zijn, wenkend met
de handen om te stoppen en hun zeer primitieve 'winkeltjes' te
bezoeken. En niet éénmaal maar verspreid over tientallen
km langs de droge, stoffige wegen. Het zijn nomaden die leven
van hun vee en van hun kunstwerkjes aftandse kraamkes.
We kronkelen verder door Damaraland met zijn vreemde bergformaties,
nog alleener op de wereld. We zien ezelskarren als vervoermiddel,
ruwe wegen vol ribbels die maken dat alles in uw lijf op de juiste
plaats geschud wordt. Het meest geziene verkeersbord in 't land
is de verwittiging dat je een rivierbedding kruist
zonder
echter ook maar een druppel rivierwater te zien.
We bezoeken onderweg Burnt Mountain of Verbrande Berg,
een donkerrode granieten kam die uit de grond steekt waarvan je
inderdaad denkt dat die in brand staat. Het contrast met de okergele
heuvels langs de overkant van de baan is frappant.
Bij het volgende natuurfenomeen moeten we stoppen aan een soort
ingangshek. Komt daar een parkwachter - denk ik - afgesloft. We
openen onze ruit en de man bekijkt eerst de inhoud van de auto,
vraagt dan van waar we komen, denkt even na en zegt dat we 500
N$ dienen te betalen (omgerekend 30€). We zijn een brokke
verrast en voelen dat er iets niet klopt. We bedanken voor de
service en maken rechtsomkeer terug naar de hoofdbaan.
We verlaten na 300 km Damaraland met zijn unieke landschappen.
We komen terug op de verharde weg in het plaatsje Khorixas. Het
voelt aan als terugkeren in de bewoonde wereld. Het laatste traject
is een kaarsrechte verharde weg van 110 km. Het landschap wijzigt
nogmaals, opnieuw in een steppe met dezelfde okergele, donzige
grassen niet hoger dan 20 cm. De baan is afgeboord met talloze
termietenheuvels met bovenin een gat, in de vorm van zandkleurige
fallussen van 2 m hoog, bewoond door erectie-termieten
en beschermd door langpijphazen in de nabijheid.
Laat in de namiddag komen we aan in Outjo, een slaapstadje
en uitvalsbasis voor het Etosha safaripark. We zijn een beetje
deuzig van de lange autodag.
In onze lodge verwittigen de medewerkers ons om 's avonds liefst
niet te veel buiten te wandelen. Op sommige dagen krijgt het domein
bezoek van een agressieve en giftige slangensoort. Slik.
Dag
8 - Outjo - Etosha Safaripark -----Donderdag
27 oktober -----120 km
We rijden deze ochtend anderhalf uur naar het Etosha wildpark
met onderweg het vlot uitspreekbare Ondundozonananandana gebergte.
Niks speciaals ware het niet van de aparte naam. We moeten ons
registreren aan de Anderson Gate, de toegangspoort tot
het park, en 17 km verder betalen in het Visitor Centre.
We gaan 2 dagen op safari! Het is 25 jaar geleden dat we het Krugerpark
doorkruisten in Zuid-Afrika en nu zitten we terug in de regio.
We zetten onze zintuigen op scherp en houden de camera gereed,
getieketekt om de Big Five - 1 (de buffel vind je
hier niet) te vinden.
We hebben van het reisbureau een plattegrond meegekregen en met
de hulp van Lonely Planet stippelen we een tweedaags parcours
uit langs de zoutvlakte, de drinkplaatsen en de uitkijkpunten.
Vijf minuten nadat we de Anderson poort door rijden, zien we al
een giraffe knabbelen aan de kruin van een boom. Maar de volgende
uren zijn een lichte tegenvaller. We zien steeds dezelfde soorten:
kuddes zebra's en impala's, wildebeest, één verloren
gelopen dik-dik (kleinste antiloop) en één neushoorn
in de verte. Gruisdikke lopen de Big Five hier ergens wel
rond, maar we zien ze niet. Vooral de zebra's zijn vrij brutaal.
Ze vormen een zebrapad en steken zomaar de weg over. Ze staan
blijkbaar op hun strepen.
In de namiddag komen we aan te Halili, zo'n typische safarilodge
binnen het park waar we zullen overnachten. We zitten nu in het
heetste van de dag en nemen een siësta. Maar ook de dieren
schuilen dan in de savanne. Het savannelandschap wisselt tussen
eindeloze vlaktes met (echt waar) okergele grassen waar je km's
ver kunt inkijken en een bomen-met-struiken vegetatie waar je
geen 50 m kunt doorkijken.
Na de siësta duiken we het zwembad in. Om ons te verfrissen
maar ook een beetje om ons te verschonen want gans het park is
zonder water gevallen wegens een gesprongen buisleiding. Dus geen
douche, geen toilet doorspoelen, geen tanden poetsen, nietenduvel.
De zon gaat onder en dat is het sein om ons naar een verlichte
drinkplaats te begeven aan de rand van het domein van onze
lodge. De rood-purper gloed van de zonsondergang glimt nog na
als de eerste bezoekers eraan komen en van het water slurpen:
hyena's en neushoorns. Een half uur later komt de cavalerie op
de proppen. Een kudde olifanten - ik tel er negentien - wandelt
uit de bushes tot aan de plas. Waar de anderen langs de
kant voorzichtig van het water drinken, lopen de olifanten met
hun jongen er los twissendeure. Hun slurfen zuigen het
water op en de jongen zitten tot half hun lijf in het water. Ze
lopen met zijn allen na een tijdje, traag maar gestaag, terug
het struikgewas in. Ze lijken te wachten op elkaar totdat de kudde
compleet is. Maar dan plots een uur geen wilde bezoekers meer
en rond tien uur geven we het op. Onze reisgids meldt nochtans
letterlijk:
'En ze komen niet per twee uit de savanne maar per honderden naar
de waterputten'.
Spijtig genoeg was dat niet vandaag, de 27e oktober 2022.
ETOSHA WILDPARK
Etosha
Nationaal Park is een wildpark en beslaat 22.000 km2 of anderhalve
maal Vlaanderen. Het unieke van Etosha zijn de waterplaatsen.
Het wild komt hier vanuit de savanne 'toegestroomd' om te
drinken, voornamelijk in de droge periode van juni t/m november.
Je hoeft enkel te parkeren langs de drinkplaatsen en het wild
komt zelf naar u toe in plaats van omgekeerd.
Etosha, letterlijk 'grote witte plek', is eigenlijk een uitgestrekte
zoutpanne, een immense en oogverblindende vlakke zoutwoestijn,
wit en spookachtig. Initieel een groot meer maar eeuwen geleden
uitgedroogd. Tijdens de weinige regendagen per jaar komt het
plein onder water te staan. Rond de zoutpanne ligt de savanne
en daar verschuilen zich de wilde dieren.
Dag 9 - Etosha Wildpark -----Vrijdag
28 oktober
De gesprongen waterleiding is nog altijd niet gerepareerd. Ochgiere
de kuisploeg die straks de toiletten zal moeten schoonmaken in
al die huisjes. Maar ook wij stinken een beetje als we vertrekken
voor safaridag 2.
Eerst rijden we naar het nabijgelegen Etosha Lookout punt,
een km ver in de zoutpanne en de enige plek waar je met de auto
eventjes op de zoutvlakte mag. We staan rondom in een witheid,
een bizar zicht. Je mag er niet in rijden en er is geen leven.
De zoutpanne is net iets kleiner dan deze in Uyuni, Bolivië
(De Wereld Rond, blz. 316).
We rijden terug naar de gravelweg en gaan op zoek naar wilde biesten
in de savanne. We hebben vandaag iets meer geluk dan gisteren.
We zien de gebruikelijke kudden zebra's met hun vrienden het wildebeest.
Horden impala's zijn ook steeds van de partij. Je ziet ze overal
in groten getale. Ik denk dat ze kweken als konijnen. We ontdekken
ook - mede geholpen door een hoofdstuk met foto's over 'wildlife'
in onze reisgids - hartebeest, springbok, giraffen en een eenzame
olifant. Van die twee laatste hebben we niet direct een foto ter
herkenning nodig. In de verte stuift een groep impala's verschrikt
weg maar het is te veraf om te zien wie de jager is.
Maar leeuwen of luipaarden, om de Big Five compleet te maken,
vinden we niet. We zien gewoon het standaard assortiment aan wilde
dieren. We blijven enigszins achter met een gevoel van lichte
teleurstelling. Maar er komen nog een paar kansen aan de volgende
dagen.
Het is inmiddels namiddag als we het park uitrijden langs de
Von Lindequist poort. Enkele km verder komen we aan in een
boerderijlodge, onze slaapplaats voor vannacht. We zijn de enige
klanten, zegt een sloffende, zonder enige haast aangewandelde
zwarte dame.
We maken onmiddellijk gebruik van de douche om ons lijf na drie
dagen op te frissen. Ik verzeker u, na temperaturen die overdag
weinig onder de 35° komen, is het nodig.
En dan breekt tegen de avond een onweer los zoals dat enkel in
Afrika gebeurt: gedonder, gekletter, geweerlicht en bakken
regen. De lokalen zullen zeer tevreden zijn en de beesten ook.
Het wordt opnieuw een prachtige zonsondergang.
Dag
10 - Etosha - Grootfontein - Bosjesmannen -----Zaterdag
29 oktober -----210 km
Bij het ontbijt komen de eigenaars van de lodge, Mr. en Mevr.
Sachsenheim, ons gedag zeggen. Ze ratelen maar door in het Afrikaans
en wij maar ja antwoorden of gewoon knikken. Als ze wat trager
praten, begrijpen we de helft. Ze wensen ons een 'foorspoedige
reis en feilig foor je pad nie'.
Via Grootfontein rijden we nog efkes verhard om daarna een grindbaan
in te slaan, dwars door de savanne naar een kamp van de Bosjesmannen,
het Fiume Bush Camp. We zien om de haverklap mensen langs de weg
kamperen, wandelen, wachten en rondkijken maar vooral tekens doen
om te stoppen. Deze mensen wonen langs of in een dorpje dicht
bij de weg en lopen maar wat rond of worden opgehaald door een
pick-up naar het werk.
We rijden tientallen km's de bush in en het lijkt alsof
we de beschaving km per km achter ons laten. Eindelijk zien we
het groot plaatsnaambord van het kamp. We moeten linksaf en het
is nog 3 km rijden op een - je kan het moeilijk een baan noemen
- single track door het mulle zand nog dieper de bush in.
Ik draai de knop naar de 4 x 4 stand en moet volle gas geven om
te kunnen blijven rijden, eerder slingeren, door het zand.
We komen, zonder vast te zitten, aan bij het kampement. Het blijkt
nog niet een Bosjesmannen dorp te zijn maar een soort verwelkomingssite,
met een centrale plaats en 6 hutten, waar we zullen slapen. Het
voorspel dus.
Een Bosjesvrouw verwelkomt ons en legt uit dat we hier eten, drinken,
relaxen en slapen. De site ligt mooi gepositioneerd op een Kalahariduin
en we hebben vanop ons 'terras' zicht op een kleine open vlakte.
De hutten hebben een annex badkamer. Er is geen wifi noch telefoonontvangst.
Na een drukke eerste week, zijn we van plan om 2 dagjes lekker
te relaxen. Niet onder een palmboom op een strand maar ergens
kweeniewaar in de Kalahari woestijn. En in plaats van autolawaai
of burenlawaai krijgen we hier absolute stilte. Allé, als
we de vogelgeluiden niet in acht nemen. Het Bosjesvrouwtje vertelt
verder wat de activiteiten zullen zijn in het verder gelegen 'echte'
Bosjesmannen dorp.
We ontmoeten Mr. Griessmann, de eigenaar van dit kamp, en net
als deze morgen een Duitser wiens voorouders naar hier emigreerden.
Hij is eergisteren vader geworden van een meisje. Ook hij begint
in het Afrikaans maar we schakelen al rap over naar het Engels.
Elk jaar vliegt hij met zijn Poolse vrouw naar Europa en verblijft
er twee maanden.
'Otherwise my wife will leave me', voegt hij er schamper aan toe.
's Avonds, na alweer een prachtige zonsondergang, eten we een
typische Namibische maaltijd bij het kampvuur. Na het eten babbelen
we nog even door met de diensters van het kamp. We vragen hen
uit over hun job en dat is een hard leven. Net als in de lodge
van gisteren is hun baas een blanke nazaat van Duitse emigranten
begin 20e eeuw. Als we hen vragen of de baas hen vriendelijk behandelt,
kijken ze veelbetekend naar elkaar. Ze zijn allemaal single maar
toch hebben ze kinderen. Met de vader is er nauwelijks contact
en de kinderen worden bij de grootmoeder opgevoed. Wij kijken
daar van op maar is zeer gebruikelijk in hun cultuur. Ze komen
uit alle windstreken van het land 'because they grab every jobopportunity'.
Ze krijgen inwoon maar niet de kost. Met hun salaris komen ze
net rond. Enkel tijdens het laagseizoen mogen ze terugkeren naar
de familie in hun thuisstad, typisch in de maand december. Ze
blijven dus 11 maanden in de lodge waar ze het domein en de toeristen
onderhouden/entertainen.
Dag
11 - Bosjesmannen----- Zondag 30
oktober
Een wekker is niet nodig. Rond 6u word je gewekt door een symfonie
of eerder een kakafonie van vogeldeuntjes.
Vandaag kijken we uit naar de ontmoeting met de Bosjesmannen.
We wandelen naar hun nabijgelegen grashutten dorp. Daar wacht
ons een traditioneel geklede familie op, eerder een ontklede familie.
De vrouwen zijn halfnaakt terwijl de mannen enkel een schaamlap-tanga
dragen.
Maar de eerlijkheid gebiedt ons om een juist beeld te schetsen
van hoe dit volk in de moderne tijd voortleeft. Zij wonen elders
in de buurt en komen tijdens het toeristenseizoen naar 'hun werk',
waar een dorp is nagemaakt en zij de gebruiken van hun voorouders
voortonen en in ere willen houden. Zijzelf wonen in stenen huisjes
waar de traditionele jagerskleding is ingeruild voor een jeans,
T-shirt, rok en beha.
Maar voor de toeristen trekken ze nog eens hun traditionele spullen
van lappen en doeken aan en nemen ze ons mee in de bush. Een opa,
zelf in zijn jongde een jager en medicijnman van
zijn stam, en Ronny, een vertaler van hun kliktaal naar
het Engels, wandelen met ons de bosjes in. De halfnaakte vrouwen
met baby op de rug volgen. Ze leren ons eerst een woord in de
kliktaal aan: kadja, wat 'OK' betekent. De klik met de
tong en/of de huig gaat ons niet echt af.
We wandelen de ganse voormiddag door de savanne en stoppen waar
de opa - in kliktaal - zijn uitleg doet. Ronny vertaalt. Met trots
en met veel gebaren- en lichaamstaal vertelt de opa over het verzamelen
van voedsel, het vinden van drinkwater of over de medische werking
van struiken en planten. De Afrikaanse savanne is hun natuurlijke
supermarkt en apotheek. Struiken worden gebruikt als medicijn
tegen hoofdpijn, maar ook als naaigaren of als gif voor de jachtpijlen.
Dus je kiest best de juiste struik uit als je hoofdpijn hebt.
Een greep uit hun verhalen:
- Onder een bepaalde struik liggen cocons en daarin leven larven.
De larven worden geplet en gemengd met water. Het sopje dient
als vergif waarin ze hun pijlen doppen. Zo heeft
de opa een oogafwijking omdat hij bij een van zijn jachttochten
destijds, wat gif in zijn oog gewaaid kreeg. Ik geef hem mijn
bril maar behalve algemene hilariteit is het toch geen oplossing
voor zijn probleem.
- Ze herkennen alle struiken met eetbare vruchten. Maar
ook vogels en kleine dieren eten diezelfde bezen. Dus
spannen ze valstrikken, zo gebouwd dat het dier zichzelf ophangt.
Ze nemen een jonge tak, buigen die tot net boven de grond en
maken die 'vast' aan stokjes waar een koordje een lus vormt.
De beze wordt in het midden van de val gelegd, het dier
probeert het te eten, botst tegen de tak en de tak zwiept omhoog.
De lus in de koord stropt toe en het dier verhangt zich. Spectaculair
als ze dat voortonen met een stokje.
- We zien grote holen in de grond, schuilplaats voor
vossen en aardvarkens. De gang gaat meters ver en diep in de
grond en eindigt in een ondergrondse kamer waarin je kan rechtstaan!
Allemaal uitgegraven door die beesten. Ze zien aan de sporen
welke dieren in het hol zitten.
Nu, de meest moedige onder de jagers kroop in het hol tot in
de kamer, doodde de aanwezige dieren en kroop er terug uit.
Als ze pech hadden, zaten er ook slangen en werden ze gebeten.
Dan bonden ze hun arm of been af, sneden ze in hun vel en lieten
het gif wegvloeien met het bloed. Als ze terug in hun kamp kwamen,
namen ze andere natuurlijke medicijnen om verder te genezen.
- De Bosjesmannen hadden geen water noch waterputten.
Ze dronken vocht uit een bepaalde boom en ook uit de knollen
van bepaalde planten. Hij toont ons, ocharme, een klein groen
takje die amper 20 cm boven de grond uitsteekt. En dan begint
hij met zijn handen te graven in het zand. 30 cm diep komt een
grote knol tevoorschijn waarvan je onmogelijk zou gedacht hebben
dat dit aan zo'n dun takje zou hangen. De knol bevat water.
Een volgroeide knol is groter dan de grootste pompoenen.
- Zelfde scenario bij een ander onschuldig, klein struikje.
Hij begint in het zand te scharten en haalt een bushpatat
boven die aan de wortel van dat onbenullig takje hangt. Kan
je rauw of gekookt eten. We proeven zuu nen taut maar
hij is nogal vezelachtig.
Bij een andere struik graven ze de wortel bloot, snijden ze
een stuk af en laten ons ruiken. Onmiddellijk herkennen we de
straffe geur van Algipan, ons geneesmiddel tegen stramme spieren.
Ook zij smeren een aftreksel op hun lichaam tegen spierpijnen.
- Ze tonen een struik. Ze koken er de wortels van en enkel de
vrouwen drinken het sapje op. Het dient als anticonceptiemiddel.
Het drankje, zegt Ronny, 'stops everything inside the body'.
- Omgekeerd snijden ze de takken van een bepaalde struik in
stukjes, maken een wit sapje en enkel de mannen drinken het
om de potentie te verhogen. De vrouwen die ons meevolgen knikken
bevestigend en giechelen. Ze noemen het de viagra struik.
- Van de bladeren van een bepaalde struik trekken ze thee waardoor
je uw lichaam zuivert. En opa toont ons voor wat 'zuiveren'
betekent: hij wijst met zijn vinger naar de mond en doet alsof
hij overgeeft (met geluid en al) en dan wijst hij naar zijn
poep en doet alsof hij kakt (met geluid en al). Je ziet en hoort
dat het geen gewone kak is maar echt de schijterij.
- En dan volgen nog oplossingen tegen muggen, hoofdpijn, ogen
en hoesten. Vooral dat laatste was belangrijk want hoesten tijdens
de jacht joeg de beesten weg. De meeste aftreksels of sapjes
kwamen van de wortels van struiken of bomen en werden ofwel
gedronken of via een snee in de bloedstroom gebracht.
Ik stel me dan altijd de vraag wie dit voor het eerst ontdekt
heeft. Er moeten toch eerst veel doden gevallen zijn om te weten
hoe dit allemaal werkt?
De hik van één van de Bosjesvrouwen die ons
volgen, houdt maar niet op. Daar hebben ze blijkbaar geen trucje
voor, tenzij Martine's trucje. Martine toont voor hoe je gebogen,
omgekeerd van een fles water drinkt. De vrouw doet het na veel
gelach en ongeloof na maar de hik is wel weg. Algemene verwondering
van de Bosjesmannen voor een blanke. Dat moet lang geleden geweest
zijn.
Opa's lichaam staat vol littekens van insnijdingen en beten. Hij
is nog een in leven zijnde jager van vroeger. Hij kent zijn leeftijd
niet. Hij weet enkel in welk seizoen hij is geboren. Destijds
waren die stammen ongeletterd en kende niemand een geboortejaar.
Maar aan het aantal rumpels in zijn wezen te zien, heeft
de man een gezegende leeftijd.
Ook de vrouwen van de stam hadden vroeger een taak. Zij verzamelden
alle eetbare bessen en knollen. De mannen jaagden op klein en
groot wild en waren soms dagen onderweg en legden grote afstanden
af. Als de jager een dier gedood had, werd hij als een held onthaald.
De stam verhuisde dan naar de plaats van het kadaver en begon
het vlees te prepareren voor bewaring. Aan een eland konden ze
een maand eten, aan een giraffe drie maanden.
Voor alle duidelijkheid: wat hierboven beschreven staat gebeurt
niet meer de dag van vandaag. Die mensen willen enkel hun tradities
in ere houden en tonen hoe ze destijds konden overleven. Da's
krak hetzelfde mocht je ooit een Maori en Zoeloe optreden meemaken
('De Wereld Rond', resp. blz. 234 en blz. 524)
Ronny, de vertaler-gids kon de school niet afmaken omdat hij op
een gegeven moment de schoolgelden niet meer kon betalen. Had
hij dat wel gekund, zou zijn leven er gans anders hebben uitgezien.
Nu blijft hij bij zijn stam, noodgedwongen.
Na deze leerrijke wandeling door de bush, keren we terug naar
het huttendorp. Ze leren ons een boog maken. We worden ingeschakeld
om de boogstok te scherpen. De pijlen zijn gemaakt van giraffebot.
De koord van de vezels van de sanseveria plant. Als de boog klaar
is, doen we een wedstrijdje boogschieten en leren ze me
de juiste techniek aan. Het pijlgif destijds was zo sterk dat
een mens, een springbok of een oryx op slag dood waren. Een giraf
of eland leefde nog drie dagen maar in realiteit werden de dieren
na de gifpijl afgemaakt met de speer.
We stellen allerlei vragen aan Ronny. Zo krijgen de meisjes na
hun eerste maandstonden baby's en de jongens-verwekkers
zijn even jong. Er lopen veel kinderen rond en de kleintjes krijgen
de borst van elke vrouw, dus niet noodzakelijk van de moeder.
Ik denk dat de vrouwen zo'n 30 jaar melk geven want er is altijd
wel een baby te voeden.
'Part two is finished', zegt Ronny en hij leidt ons naar een stalletje
om de spullen te bekijken die ze verkopen. Martine koopt een kranzeke
en ik een pijlenkoker met boog. We moeten vanavond terugkeren
voor 'part three'. Dan zien we hen de helende olifantendans rond
een kampvuur doen. Een raar spektakel met nogal wat geschreeuw
en billen geschud. Op het einde wordt Martine meegesleurd in een
soort polonaise. Ik heb mij dan al rap weggestoken in de donkerte.
Moe maar voldaan kruipen we in bed. Het Bosjesmannen optreden
is een onvergetelijke dag geworden.
THE GODS MUST BE CRAZY
De
Bosjesmannen of het San volk zijn de oudste bewoners van Namibië.
Het zijn jagers en verzamelaars. Volgens antropologen zouden
alle levende wezens uiteindelijk terug te voeren zijn naar
de Bosjesmannen. Je herkent ze aan hun typerend gezicht: hoge
jukbeenderen, gelige huid en amandelvormige ogen.
Ze spreken niet, ze klikken. In hun eigen kliktaal heten ze
je welkom. De gids leert ons een woord: kadja, wat
'OK' betekent of 'duim omhoog'.
De Bosjesmannen doen me terugdenken aan de film 'The Gods
Must Be Crazy' uit 1980 waarbij een inboorling in de woestijn
een leeg colaflesje vindt en daarmee de ganse stam met verstomming
slaat.
Dag 12 - Grootfontein - Rundu----- Maandag
31 oktober -----260 km
Hebben we nu een platte band of niet, vragen we ons af? We willen
deze morgen vertrekken maar zien dat het ene wiel redelijk doorgezakt
is maar niet helemaal. Een leegloper? Ik ga hulp vragen
aan onze Nederlandse vrienden waarmee we gisteren kennis hebben
gemaakt en die vorige week plat waren gereden. Ook een lokale
gids wandelt mee. Niemand durft met zekerheid zeggen of het een
platte band is maar, zegt de gids: vervangen voor alle zekerheid.
Zo gezegd zo gedaan en met een half uurtje vertraging rijden we
de lodge uit.
Na de grindweg draaien we een lange verharde weg op met 210 km
voor de boeg nog steeds door de droge savanne. Halverwege moeten
we stoppen aan een checkpunt van de Red Line. We verwachten
ons aan een controle op verse voeding die niet mee mag maar de
man bekijkt ons amper en we mogen meteen door rijden.
THE
RED LINE
Net
onder het Etosha Park loopt The Red Line, een 1.000 km lang
en hoog hekken (vergelijkbaar met Australië's Dog Fence
- 'De Wereld Rond', blz. 270) dwars door het noorden van het
land. Het is een veterinair cordon bedoeld om de runderpest
en mond- en klauwzeer ziekte tegen te gaan. Daardoor kan het
vee van de ranches ten zuiden van het hek niet vermengd worden
met de (wilde) dieren ten noorden ervan. Het hek dateert van
1891 en loopt verder door in Botswana onder het Chobe Nationaal
Park.
Vlees uit het noorden mag niet geëxporteerd worden. Daardoor
ontstond een tweespalt in de ontwikkeling van het gebied:
ten zuiden de (rijke) ranches van blanken tegenover de onderontwikkelde
regio ten noorden waar zwarte boeren moeite hebben om te overleven.
De wegen dwarsen de Rooilijn en daar staan controleposten
opgesteld waar de politie controleert wat voor etenswaren
er meegebracht worden. Rauw vlees, melkproducten en groenten
mogen niet mee de 'grens' over en worden geconfisqueerd.
Na
de controlepost verandert het landschap. We trekken dieper de
bush in. We passeren talloze kleine rieten huttendorpjes,
waarin de lokale bevolking woont. Wilde ezels verstoren het rijden
want ze metten ulder niet en het vee van de kleine boeren
loopt los. Schapen, geiten en koeien grazen langs de baan. Wat
we zien langs en op de baan maakt duidelijk dat die rooilijn ook
een lijn is tussen rijker en armer.
Het valt ons ook op dat dit naar Namibische normen, een drukke
baan is. We zien gemiddeld om de 10 minuten een auto, soms zelfs
twee na elkaar.
We komen aan te Rundu en tanken. Een gouden regel in dit
land is steeds te tanken aan het eerstvolgende benzinestation
want de naftepompen zijn schaars of leeg. Ik laat ook mijn band
nakijken in de 'Tyre repair shop' en daar ontdekken ze een nagel(tje)
die de band langzaam liet leeglopen. Ze herstellen het euvel en
factureren me 100 N$ of omgerekend
6 €.
We verblijven in Rundu aan de oevers van de Okavango Rivier, die
de grens vormt met Angola. We zijn dus een flink stuk opgeschoven
naar het noorden. De privé veranda van ons bungalowtje
kijkt uit op de rivier waar we Angola aan de overkant zien liggen.
Ik zie een visser rechtstaan temidden de rivier, dus die kan niet
echt diep zijn. En moest ik nu eens naar de overkant stappen/zwemmen
- ik schat het water 50 m breed - en illegaal voet zetten op Angolees
grondgebied? Spannend. Ik doe het echter niet.
Spannend is ook de (tamme) lama die ons op onze nest pakt.
Hij loopt plots langs ons terrastafel, blijft staan, jaagt ons
ondertussen de stuipen op het lijf door zijn verrassende verschijning
en vertrekt dan even vlug. Hoort dat dier niet thuis in Zuid-Amerika?
Dag
13 - Rundu - Popa Falls----- Dinsdag
1 november -----220 km
We gaan deze ochtend onze excuses aanbieden bij de geburen omdat
op onverklaarbare wijze onze auto in alarm sloeg en begon te tuuten.
Dat ging zo heel de nacht door, om de zoveel tijd. Blijkt dat
het niet onze auto maar een andere was. En dan nog van Vlamingen
die naast ons bungalowtje kamperen. Zij excuseren zich op hun
beurt.
We verlaten de Rundu regio, de laatste 'grote' stad vooraleer
we de wouden intrekken.
We rijden richting de groene rivieroevers in de Caprivi strook,
een horizontale landengte van 500 km lang en 35 km breed die een
scheiding vormt tussen Zambia en Angola in het noorden en Botswana
in het zuiden. Het is een soort appendix die aan Namibië
hangt.
Het landschap is gewijzigd van zand in de kuststreek naar savanne
en nu naar loofwouden in de Caprivi strook. Of om het met kleuren
te zeggen: van wit naar okergeel naar groen.
DE
CAPRIVI STROOK
De
Caprivi strip is een soort appendix aan het vasteland van
Namibië. 20 jaar geleden was dit vogelvrij land, met
een afscheidingsbeweging die oorlog voerde tegen de Namibische
overheid. Wetteloosheid, moord en brand waren de gangbare
praktijken. Na het vredesverdrag in 2002, kwamen de toeristen
mondjesmaat terug. De streek ligt vol safariparken en inheemse
dorpjes zowel langs Namibische als langs Botswana kant.
De Duitsers hebben 't weeral eens garrangeerd. In 1890
claimden ze Zanzibar van de Britse collega-kolonisators maar
die weigerden - da ziede van hier - en gaven in de
plaats een stuk van Botswana aan de Duitsers waardoor ze vanuit
Namibië de Zambezi rivier konden bereiken.
En zo kreeg het gekoloniseerde Namibië er een smal stuk
land bij tot aan de belangrijke Zambezi rivier. Uiteindelijk
was het doel van de Duitsers om een koloniaal gebied te veroveren
van het westen (Atlantische Oceaan) via het huidige Tanzania
tot het oosten (Indische Oceaan).
Maar dat is niet gelukt. De Britten waren straffer.
We
namen gisteren al de B8 autosnelweg naar Rundu,
nu rijden we gewoon verder oostwaarts naar Divundu. De kwaliteit
van deze autostrade verslecht. Er is veel oplapwerk gebeurd om
de tarmacputten dicht te gieten. Mens en dier lopen vrij langs
en over de snelweg waar er 120 km/u mag gereden worden. Vooral
voor muddens moet je opletten. Deze éénjarige
kalvers hebben puberstreken gecombineerd met onvoorspelbaarheid.
Ze kunnen zomaar en plots de straat oversteken.
Na 70 km parkeer ik even aan de kant om te checken of de wielvijzen
nog vast zitten. Dit is een verplichting en staat in rood afgedrukt
op de factuur van de 'Tyre Repair Shop'. Ik kan nog een klein
draaiken bij geven.
Na 220 km over een loodrechte weg langs inheemse dorpjes, bereiken
we onze eindbestemming Divundu, aan de ingang van het Mahango
Wildpark. Onze lodge ligt aan dezelfde rivier als gisteren,
die breder is en waar er deze keer geen ander land aan de overzijde
ligt.
We rijden tot aan de ingang van het Mahango park en stappen het
bezoekersgebouwtje binnen. Een nors kijkende, dikke oma zegt me
een soort van goedendag, laat me mijn gegevens invullen en berekent
de prijs. Dan volgt nog wat papierwerk uit haar doordrukschriftje-met-carbonpapier:
een reçuutje in drie exemplaren. Het duurt 10 minuten
vooraleer de administratie geregeld is. Gelukkig staat er niet
veel volk aan te schuiven.
We starten een self-drive lus door het park, dat gelegen
is naast de Okavango rivier. We zien prachtige bomen in dit park,
zoals de apenbroodboom, de baobab en andere loofbomen. Zowat een
kwart van al dat moois ligt neergebliksemd op de grond.
We passeren het standaard aanbod van dieren zoals zebra's, impala's,
koedoes maar ook buffels en wrattenzwijnen, die scharminkels
met hun staart loodrecht omhoog.
En dan zien we één olifant en kijk daar nog drie
kolossen en voor we het goed beseffen staan we met onze auto temidden
een kudde. We zien ze vanuit de struiken de baan oversteken richting
de rivier. Tientallen beesten met hun jongen kijken kwaad in onze
richting en wat ons eerst een oh en een ah ontlokte, slaat om
in lichte paniek. Ik rij lichtjes achteruit om ze meer plaats
te geven maar dan doe ik de olifanten die achter de auto lopen
verschieten. We zien ze met hun oren klapperen en al toeterend
onze richting uitkomen om dan toch te stoppen en zich te bekommeren
om hun jongen. Ik denk dat ze even nerveus zijn als ons. Een moment
denken we dat ze de auto gaan aanvallen. Maar we houden ons vooral
stil en bang. We hebben echt brute pech om temidden een kudde-met-jongen
terecht te komen die de baan wil oversteken en daarbij door
een witte kloef van nen auto gehinderd wordt. Na 20 minuten
wachten en een paar angsten uitstaan, kunnen we voorbij rijden.
We slaken een grote oef.
Na het olifanten debacle is het tijd voor een bootcruise
op de rivier, georganiseerd door onze lodge. Een cruise is een
modewoord om te zeggen dat ze de rivier op- en afvaren. We varen
tot dichtbij een tiental nijlpaarden waarvan enkel hun neus en
oortjes boven het water uitsteken. We blijven wachten totdat ze
hun muil 180° opentrekken. Een krokodil glijdt van een rots
in het water maar het leukst van al zijn de rode vogels die hun
nest terugvinden in één van de tientallen gaten
gemaakt in de oeverwand. De Popa watervallen die we als laatst
aandoen zijn niet meer dan een pieserke van niemendalle,
een opeenvolging van stroomversnellingen. Volgens de gids te wijten
aan de lage waterstand aan het einde van dit droogseizoen.
We willen vanavond opnieuw proberen foto's door te sturen maar
tot nu toe was er ofwel geen wifi ofwel trage wifi. Ook vanavond
lukt niets.
Dag
14 - Popa Falls - Kasane/Chobe wildpark -----Woensdag
2 november----- 430 km
We rijden verder door de Caprivi strip, via de 'Trans-Caprivi
Golden Highway', nog altijd diezelfde B8 autostrade als de vorige
dagen, een simpele tweevaksbaan. Caprivi is de naam van een Duitse
regent ten tijde van de kolonisatie. Ziet da van hier,
dat de Namibiërs telkens weer willen herinnerd worden aan
die kerel, dus heeft de regering de naam gewijzigd in 'Zambezi
Region'.
Het landschap blijft groen en vandaag rijden we door het smalste
deel van de appendix (35 km smal). Links ligt Zambia, rechts Botswana
en wijzelf rijden door het Namibisch Nationaal Park Bwabwata.
En we hebben het geweten want ik moet op de rem gaan staan als
plots een kudde olifanten vanuit de struiken de snelweg oversteekt.
Het levert wel een mooi videootje op.
Zoals de vorige dagen zien we nog steeds vrouwen die tonnetjes
vullen met water, dan wandelen met de ton op het hoofd, al dan
niet met een baby op de rug of de buik. We moeten de focus houden
want 'vrij verkeer van mens en dier' blijft gelden op de Namibische
wegen. Ik wil malgré stoppen in zo'n huttendorpje
waar in grote letters 'BAR' op een bord aan een hut hangt. Alhoewel
het nog voormiddag is, bestellen ze geen koffie en als we een
paar curieuze tiesten bier zien slurpen, haasten we ons
weg.
We rijden de Zambezi regio helemaal door en het Nationaal Park
helemaal uit tot in Katima Mulilo, de meest noordoostelijke stad
in Namibië waar je links Zambia inrijdt maar wij rechts nemen
en Botswana inrijden. De douaneformaliteiten in Ngoma, het grensstadje,
vallen al bij al mee. We lopen wel van loket naar loket maar er
is niet veel volk. We moeten niet bewijzen dat we gevaccineerd
zijn. Maar we krijgen wel een revolver naar ons hoofd gericht
die je temperatuur meet en we moeten van de Botswaanse douane
alle schoenen uit de valies halen en de zool in een anti-covid
badje doppen.
We rijden verder tot in Kasane. Het stadje is een merkwaardige
geografische plek. Het ligt in Botswana kortbij de grens met drie
andere landen: Zimbabwe, Zambia en Namibië en is daarmee
een vierlandenpunt-stad. Het ligt ook aan de samenvloeiing van
de Zambezi en de Chobe rivieren. Het doet veel Afrikaanser en
kleurrijker aanvoelen dan in Namibië. We checken in en deze
keer kijken we vanop ons terras van de lodge naar Namibië
aan de overkant van de Chobe rivier. Het wordt onze specialiteit
om kortbij rivier/landsgrenzen te verblijven.
We gaan op verkenning in het stadje. De hoofdbaan is bezaaid met
kraamkes, superettes (de 'Spar' is zeer populair), kledingzaken,
horeca, koffiebars ('God doesn't pay but you should') en iedereen
loopt gewoon op straat. Maar als we eventjes door de zijstraten
lopen dan is het toch ne vuile kuile. En door de aan de
gang zijnde straatwerken zijn er putten aanwezig in het voetpad.
Niets is beveiligd en mocht je 's avonds in die ene put van 1
m diep sukkelen, zijde de kop in. 's Anderendaags in de
kranten: 'Belgische toerist overleden door misstap in bouwput'.
Reisverhaal
Botswana - November 2022
FOTOREEKS
BOTSWANA
Oppervlakte
Botswana = 19 maal België.
Hoofdstad is Gaborone gelegen op 15 km van de grens met Zuid-Afrika
op 1.014 m hoogte.
Het land werd onafhankelijk in 1966, voorheen een Britse kolonie
en destijds Beetsjoeanaland genaamd.
1 € = 12 Pula.
Hoogste berg: Otse Hill is 1.491 m hoog.
Aantal inwoners: 2,2 miljoen.
Godsdienst: katholiek (70%).
Engels is de officiële taal.
Botswana
was in 1960 nog één van de armste landen ter wereld
tot 1967 wanneer diamant werd ontdekt en ontgonnen. Het
is één van de meest democratische landen van Afrika
geworden en heeft een robuuste economie dankzij die diamantmijnen
die instaan voor een kwart van de wereldaanvoer.
Maar de minerale rijkdom van het land belet niet dat de meerderheid
van de bevolking moet leven van veeteelt en landbouw. En van toerisme.
De Okavango binnendelta en de Kalahari woestijn zijn de voornaamste
trekpleisters naast tal van safariparken. De Kalahari woestijn
strekt zich uit over het zuiden en het westen. Door het noordwesten
stroomt de Okavango rivier die uitmondt in een reusachtige binnendelta
en uiteindelijk verzandt in de Kalahari woestijn. Botswana grenst
niet aan de zee maar is omsloten door ander landen. Door het gemis
aan zeehavens is het voor zijn handel sterk afhankelijk van Zuid-Afrika.
Dag 15 - Chobe wildpark -----Donderdag
3 november
Kasane is dè uitvalsbasis voor het Chobe wildpark,
het bekendste park van het land. In plaats van zelf het park in
te rijden boeken we een vroegochtend gamedrive. Om 6u rijden
we al door de gate met een groep van 9 man in zo'n typische safariwagen
waar de passagiers per drie in trapjes hoger zitten.
Vanaf minuut 5 hebben we al prijs. John, de chauffeur-gids heeft
leeuwen gezien. Ze liggen eerst op hun gemak te wezen en
gaan dan op de wandel. John anticipeert en rijdt een andere richting
uit waar hij verwacht dat ze zullen opduiken. En na een tijdje
verschijnen ze inderdaad terug, op 't gemakske. De leeuwen lopen
recht in de richting van een bresse impala's en koedoes, hun favoriete
maaltijd. We zien de kudde van 20 impala's plots allemaal opkijken
in dezelfde richting, een schitterend beeld. Ze ruiken de komst
van de leeuwen, staan een twintigtal seconden doodstil met hun
muil - eigenlijk best een lief snoetje - gefixeerd op hun vijand
om dan even plots weg te vluchten. De leeuwen hebben geen honger
want ze trekken er zich niets van aan en wandelen rustig verder.
Gedurende de volgende drie uren speuren we giraffen, steenbokken,
baboons (apen) maar spijtig genoeg geen luipaard, anders hadden
we alle Big Five beesten gezien.
Op het einde, bij het oprijden van de verharde baan, wijst de
gids ons op een mestkever die met een stuk stront de weg
oversteekt naar zijn nest. In de stront zal hij zijn eieren leggen
als hij de overtocht over het tarmac overleeft en niet
plat gereden wordt.
We bezoeken deze namiddag het Chobe wildpark voor de tweede keer
maar vervangen de 4x4 door de boot. We klimmen in een catamaran
voor een bootsafari langs de oevers van de Chobe rivier.
De rivier is zeer breed en vormt de grens met Namibië. We
fotograferen krokodillen, nijlpaarden, allerlei watervogels met
o.a. de machtige visarend en grazende buffels. Het park telt 80.000
olifanten en deze morgen en namiddag hebben we er welgeteld 0,0
gezien.
'The elephants are in a meeting', maakt de gids er zich met een
kwinkslag vanaf.
Of hoe het wilde leven zich niet laat bevelen. Sanse hoort
erbij. En dat hebben we ook en veel. Plots duikt langs de waterlijn
een kudde van 15 leeuwen met hun welpen op. Ook onze gids beaamt
dat dit zeer uitzonderlijk is. Ze wandelen gezapig het smalle
strand af en wij volgen met de boot. De welpjes zijn speels en
worden tot de orde geroepen door de leeuwin. De kudde begaapt
ons evenveel als wij hen. Dat de olifanten nog maar wat verder
vergaderen. Ondertussen zijn we de teleurstelling van Etosha al
vergeten door al het dierengeweld van de afgelopen dagen.
Het begint te schemeren en de gids vertelt ons dat impala's en
koedoes strepen hebben op de huid die 'reflecteren' en hen daardoor
toelaten elkaar 's nachts te volgen.
En natuurlijk ontbreekt de alledaagse zonsondergang niet. Weeral
schitterend.
CHOBE WILDPARK
Chobe
is het oudste nationale park en grootste wildpark van Botswana
en al sinds 1967 een beschermd natuurgebied. Het is 11.700
km2 (Vlaanderen is 13.625 km2) groot en een mozaïek van
savanne, grasland en bossen. Het staat bekend om de Big Five
te zien maar vooral om zijn grote kuddes olifanten, die -
raar maar waar - moeilijk te vinden zijn.
Het aantal olifanten varieert tussen de 80.000 en 100.000.
Hoe dan ook, nergens ter wereld leven meer olifanten op zo'n
relatief klein stukje grond.
Dag 16 - Victoria Watervallen----- Vrijdag
4 november
Vandaag laten we ons rijden naar één van de 7
wereldwonderen én Werelderfgoed: de Victoria Watervallen
(kant Zimbabwe).
Onze chauffeur brengt ons naar de grens met Zimbabwe, nog geen
15 km vanuit Kasane. Het lijkt een kwestie van de rivier oversteken,
maar je gaat ook een landsgrens over. In deze contreien vormen
de rivieren landsgrenzen. En omdat we aan een vierlanden knooppunt
staan, scheiden de Zambezi en de Chobe rivieren Botswana, Namibië,
Zambia en Zimbabwe.
Eenmaal de grensformaliteiten achter de rug zijn en het visumgeld
ter plaatse in US-dollars betaald (30$ p/p), staat een chauffeur
langs de andere kant van de grens ons op te wachten en brengt
ons naar de watervallen, door de ontdekker, Sir Livingstone,
betiteld als de 'Rook die dondert' omdat je ze van ver hoort en
een opspattend watergordijn uit de kloof komt.
Bungee springen doen we niet en ook geen rafting op de Zambezi
rivier. Wel volgen we de wandelpaden door de jungle en staren
vanaf 16 uitzichtpunten naar de watervallen. Dat alleen is al
spectaculair genoeg.
Ik
begin graag mijn relaas met een aantal statistieken. Altijd geestig
om weten.
------------------------HOOGTE
---BREEDTE---
GEMIDDELD VOL WATER --'De
Wereld Rond'
NIAGARA WATERVALLEN-- -51 m
-----1.203 m --------2.407
m3/sec---------- Blz. 490
IGUAZU WATERVALLEN ----82 m -----2.700
m --------1.746 m3/sec
----------Blz. 384
VICTORIA WATERVALLEN -107 m-----
1.737 m-------- 1.100 m3/sec
De
Zambezi rivier dondert in de Zambezi kloof. Gedurende de piek
in het regenseizoen (april-mei) stort de rivier tot 5.000 m3/sec
water naar beneden. Dat is het ganse jaarverbruik van de stad
New York in 4 dagen, lees ik op de plakkaten.
We starten aan de stalen grensbrug over de Zambezi rivier (grens
Zimbabwe-Zambia) waar het doorgaand verkeer moet stoppen als de
trein vanuit Kaapstad, Zuid-Afrika, arriveert aan de Vic Falls,
vanwege het gewicht. Daarna gaan we alle uitzichtpunten af en
laten we dit natuurwonder voor zich spreken.
Langs de overkant - de Zambia kant - zien we mensen in
zwembroek in de Devil's Pool stappen, een natuurlijk gevormde,
ronde zwemkom tussen de rotsen, werkelijk aan de rand van de waterval.
Naast hen dondert het water 95 m dieper de kloof in. Dat moet
pas keineig zijn. Na de val van het water stroomt de Zambezi verder
en is bekend om zijn kwaliteitsrafting door moeilijke stroomversnellingen.
Wij zijn nu in november aan het einde van het droogseizoen, met
het minste water terwijl het grootste debiet in mei komt, nà
het regenseizoen. Dit heeft zijn voor- en nadelen. Nu tonen bepaalde
delen van de 1,7 km lange kloof maar pieserkes maar de
hoofdwatervallen blijven vulle charge gaan. Voordeel
is dat je nu de watervallen en ook de overkant van de kloof ziet.
In mei is er zoveel water dat een constant watergordijn u kleddernat
maakt en het zicht belemmert waardoor je soms noch waterval noch
de overkant van de kloof ziet.
Het is al een stuk na de middag als we lunchen in de Lookout
Café, zijn naam waardig. Het dek waarop we eten toont
een verbluffend uitzicht op de canyons van de Zambezi rivier met
de stalen grensbrug in de verte. We zien ook de bungee springers
in de canyon duiken, een gedachte die me doet rillen.
Aan het einde van de dag rijden we terug naar Kasane voor de overnachting.
Maar eerst passeren we een 1.500 jaar oude, kolossale Baobab boom.
Hij lijkt wel zes stammen te hebben die tegelijkertijd uit de
grond komen.
We arriveren in Kasane. Omdat de wifi in het CoffeeBuzz
- Best Coffee in Town - veel sterker is dan in onze lodge, wordt
dit onze uitvalsbasis voor alle internet gerelateerde zaken als
daar zijn e-mails, Facebook en WhatsApp. En omdat we al drie keer
tereke gingen, voert het de titel van stamcafé.
Dag
17 - Kasane - Gweta -----Zaterdag
5 november----- 410 km
We nemen afscheid van een Nederlands koppel waarmee we in Kasane
drie dagen opgetrokken hebben en rijden dan op een kaarsrechte
asfaltbaan van Kasane naar Gweta, onze eindbestemming van
vandaag. Het bushlandschap is niet al te verschillend van de dagen
ervoor. Wel altijd opletten voor loslopend vee van de boeren maar
ook van overstekende springbokken en olifanten.
We zien ook dat grote stukken van de bush omgeploegd worden en
door de lokale boeren gebruikt voor graanteelt. We passeren dan
ook grote graansilo's. En als je een verkeersbord ziet met 'potholes'
erop, verwacht je dan aan een totaal versleten asfaltbaan-met-putten
waardoor je beter onverhard rijdt langs de ondertussen gecreëerde
parallelle zandweg. Misschien de reden van de vele klapbanden
en autowrakken langs de kant van de weg.
Martine ziet langs de kant van de weg twee man onder een boom
zitten waarvan er plots ene naar de baan loopt. Voor we het beseffen,
blijken de mannen in uniform te zijn en passeren we een snelheidscamera.
Waarom liep die agent naar de camera? Moest hij nog rap iets aanpassen
omdat hij zag dat er een toeristenwagen aankwam? Ik ben echt benieuwd
of er een boete zal volgen. Ik denk niet dat ik te rap reed.
We passeren ook in Botswana de Red Line. Dus moeten we stoppen
en vers vlees en fruit aangeven. Dat hebben we niet maar toch
moeten we onze koffer en koelbox openen voor controle. Daarna
rijden we met de auto door een desinfecterend bad, ter bestrijding
van mond-en-klauwzeer.
Halverwege de rit, in Nata, tanken we nog eens vol om daarna dwars
door een netwerk van zoutvlakten naar Gweta te rijden.
Zoutpannen zijn een typisch verschijnsel in de Kalahari woestijn.
10 km voor Gweta vinden we de afslag naar onze lodge. Km's
diep in de bush en temidden enorme baobab bomen zullen we
slapen in een traditionele, ronde hut nabij de Ntwetwe zoutpanne.
We verkennen het domein maar vooral de bar om het stof door te
spoelen. Onze meegebrachte universele stekker past niet in de
Botswaanse prisen van de hut, dus laden we onze telefoons
en iPads op in de bar.
Het is 17u geworden en tijd voor de Baobab Bushwalk met
sundowner. De gids start met een litanie over de Baobab boom,
schier een half uur aan een stuk. Daarna wandelen we 20
m verder en gaat de uitleg verder over een struik, dan terug een
boom, enz. En dat in een soort verbotswaneerd Engels, meestal
onverstaanbaar. Maar uit respect probeer je aandachtig te luisteren.
We onthouden deze rare dingen:
- We zien diverse molshopen van de Kalahari naakte mol. Dit dier
is incestueus wat maakt dat de nieuwgeborenen meestal zwakke creaturen
zijn. Ze hebben ondergronds een aparte kamer ingericht als kerkhof
waar ze dode zwakkelingen 'begraven'.
- Termieten zijn een speciaal volkje. Er is hiërarchie met
werkers, bewakers en de Koningin termiet die per dag tot 1.000
eitjes legt. Er leven miljoenen van die grote mieren in hun 'heuvel',
gebouwd door water aan de bodem te mengen met de grond en zo een
soort piramide-achtig bouwwerk te metsen tot wel 3 m hoog.
Maar ik verzeker u, het zijn twee lange uren om te aanhoren. Wat
een verademing als we na amper 500 m stappen stoelen zien staan
met een frigobox. Tijd voor de sundowner, een drankje bij een
zonsondergang die alweer een schilderij aan de hemel tevoorschijn
tovert met centraal een enorme baobab boom.
's Avonds dineren we in stijl in de lodge totdat Martine snippers
zilverpapier vindt in onze champignonsaus. We stoppen met eten
en melden het. Zowel de bedienaars als de chef-kok en uiteindelijk
ook de lodge manager komen zich verontschuldigen. Maar de honger
is over.
En het verderdt: de wifi valt uit. Vroeg in bed dus, onder
ons muskietennet.
Dag
18 - Gweta - Maun -----Zondag 6 november-----
220 km
Ook vandaag rijden we nog door het netwerk van zoutvlakten en
dwarsen we nog verder het onmogelijk correct uit te spreken Makgadikgadi
& Nxai Pans Nationaal Park. We bevinden ons in het noorden
van de Kalahari woestijn. We rijden tijdens de autorit niet door
plaatsen maar door vlakten van leegte en eindeloosheid.
We zien olifanten, giraffen, antilopen langs de kant van de weg
die een kijkje komen nemen naar onze gekke, witte 4x4 die passeert.
Maar we zijn ze ondertussen al zo gewoon geworden dat we zelfs
niet meer stoppen, hoogstens aanwijzen. Het is ongelofelijk hoe
gewoonten zo vlug de overhand nemen.
We planden een bezoek aan het Nxai NP, halverwege tussen start-
en aankomstplaats, maar het wordt ons afgeraden omdat met het
opkomende regenseizoen de zoutpannen rap in een papje veranderen
en onberijdbaar worden.
Wij komen aan te Maun onze eindbestemming. Dit stadje,
eigenlijk één langgerekte lintbebouwing zonder een
echt centrum, is door zijn ligging aan de ingang van de Okavango
delta, redelijk toeristisch.
Wij logeren in een bush cottage, beschilderd met Afrikaanse patronen.
Onze slaaphut is opnieuw de typische rondavel met annex douche
en wc. Op het domein is ook een weelderige tuin evenals Carol,
een barista die een koffiehuisje runt en goede wifi heeft. De
eigenaars zijn Nederlanders, jaren geleden begonnen met vrijwilligerswerk
en nu hier permanent wonend.
Dag
19 - Okavango delta -----Maandag
7 november
Tony (slik), onze chauffeur vandaag, staat ons al om 7u30 stipt
op te wachten om ons tot aan de Okavango delta te brengen.
Hij voert ons naar de aanlegsteiger van de mokoro bootjes, een
traditionele soort kano gemaakt van een uitgeholde boomstam, maar
nu van polyester om boskap te vermijden en dus het milieu te beschermen.
Maar om er te geraken, verwittigt hij ons van de staat van de
weg:
'Very bumpy, it's no real road, it's the African Massage
Highway'.
En inderdaad, in opnieuw zo'n open safariwagen rijdt hij door
ne slag, wegel, piste of wat dan ook tot we na een uur aankomen
en we onze ingewanden terug op hun plaats duwen en de ruggen stretchen.
Vooral Martine begint last te krijgen van de opeenvolging van
19 dagen schokgeweld.
Vanaf hier stoppen de wegen en is de boot het enige vervoermiddel.
De stuurman beweegt het boomstambootje voort door zich met een
lange stok af te duwen van de bodem van het water. We varen door
een web van waterwegen, door lis- en rietvelden en bloeiende waterlelies.
Het is relax glijden op het wateroppervlak met niet zo veraf een
paar olifanten, zebra's en waterantilopen in het vizier. En uiteraard
veel watervogels gaande van de Okavango mus tot de pelikaan en
alle kleuren en vormen daartussen.
Na anderhalf uur varen over ondiep water stappen we uit op een
opgedoken stuk land, een eiland geworden in het droogseizoen maar
straks volledig onder water. De bushwandeling op het eiland stelt
niet veel voor, tenzij je valt voor een poel vol brullende hippo's,
trouwens een van de agressiefste wilde beesten. Ze zitten zo goed
als de volledige dag onder water omdat hun huid niet tegen de
zon kan en daar vaar je met je kanootje liefst niet tegen of te
dichtbij. Hebt ge die pipo's, ik bedoel hippo's, hun muil
al eens zien opentrekken? Daar kunt ge uw bootje in parkeren.
Als we rond de middag terugkeren van de wandeling staat de tafel
gedekt onder een boom voor een picknicklunch. De tafeltjes,
de stoelen, het eten en Tony werden meegebracht door een tweede
mokoro met een vrouw als bootsman. We zien Tony eventjes verdwijnen,
50m verder een gat van een halve meter graven en een ijzeren frame
plaatsen met een wc-bril erop. Zo hebben we onze eigen bush-wc
en de rol wc-papier ligt op het deksel. Ge doet uw pieske en
kakske met een uitzicht. En Martine laat haar wc-rol toch
wel in het putje vallen zeker
We stappen na de lunch in de mokoro en glijden terug naar ons
startpunt. Het gebied is zo plat als een sjieke, uitgestrekt en
onvoorstelbaar leeg: absolute stilte, geen auto's, geen elektriciteitspalen,
geen nederzettingen.
Maar de massa's dieren die we volgens de folderkes zouden moeten
zien en in 'allerlei poses kunnen fotograferen' is er niet uitgekomen.
Het dierenrijk laat zich niet commanderen.
OKAVANGO
vs. KALAHARI
Wat
een tegenstelling qua natuur.
De Okavango delta is een ongerept, waterrijk gebied gevormd
door de gelijknamige rivier die ergens vanuit de Angolese
bergen water aanbrengt en 1.000 km onderweg is naar Botswana.
We hebben onderweg in Namibië al twee keer overnacht
aan de rivier.
Omdat de streek in Botswana zo plat is als nen cens
(minder dan 2 m hoogteverschil) wordt de rivier letterlijk
opgeslorpt door het zand van de Kalahari woestijn en bereikt
hij nooit de zee. Hij creëert wel een binnenlandse delta
vol met vogels, planten en wilde dieren; met ondiepe meertjes
en rietvelden, watervlakten en lage eilanden in een gebied
zo groot als twee derde van België. Het is de grootste
inlandse delta en moerasgebied van Afrika. En ook Werelderfgoed.
De Kalahari woestijn daarentegen is poerdruuge. De
oneindige zandvlakte dekt drie kwart van het land maar stopt
niet aan de landsgrenzen. De woestijn strekt zich verder uit
in Zuid-Afrika, Zambia, Zimbabwe, Namibië en Angola.
Het is een aaneengesloten oppervlakte van zand hier en daar
onderbroken door zoutpannen.
Dag 20 - Maun - Ghanzi -----Dinsdag
8 november -----295 km
We hebben tijd vandaag want het eerstvolgende doel is terugrijden
naar Windhoek via een tussenstop in Ghanzi. De autosnelweg A3
in Botswana ligt er perfect bij. We moeten onderweg wel drie keer
stoppen aan checkpoints. Bij de eerste mogen we zo door,
bij de tweede moeten we de Red Line oversteken en al onze schoenen
uit de valies nemen en doppen in een desinfecterend middel. Met
de wagen rijden we dan door een sodasopje. Bij de derde controle
vraagt een beleefde politieagent mijn rijbewijs, bekijkt het amper
- alsof hij niet kan lezen maar wat aanmoddert - en gebaart dat
ik mag doorrijden.
Ghanzi ligt halverwege Maun en de grens met Namibië,
een stadje temidden de woestijn en 'Hoofstad van de Kalahari'
genoemd. Vergeet de hoofdstad. Ghanzi is niet meer dan een slaapstad
voor toeristen om de lange autoreis te breken. Er is niet veel
te zien behalve supermarkten en naftestations. Dus tanken we vol.
Toch strekken we even de benen en bezoeken we kort het stadje.
Een parkeerplaats vinden is meestal niet moeilijk omdat er overal
een Spar is met parking. Daar komt een kerel bij mij en vraagt
of ik een job heb voor hem.
'Can you watch my car', vraag ik hem. Er verschijnt een grote
ja en een glimlach op zijn gezicht. Die jongens doen dat voor
een kleine fooi.
We slapen in een lodge net buiten de stad. Het buiten de gebaande
paden slapen is typisch voor deze reis want alweer moeten we km's
ver in de stikken rijden. Na de check-in worden we aan
de ingang van ons bungalowtje opgewacht door een soort slang
denken we. Maar het ding ligt opgerold en bougeert niet
en het heeft een zwarte, blinkende huid. Mr. Google brengt de
oplossing: het is een miljoenpoot. Asjemenou.
Dag
21 - Ghanzi - Windhoek -----Woensdag
9 november -----470 km
Dan is het tijd om terug te keren naar Windhoek met een afsluitende
autorit van een kleine 500 km. De eindeloze A3 autosnelweg
in Botswana gaat in het grensstadje Buitepos over in de eindeloze
B6 autostrade in Namibië, de Trans-Kalahari Highway. Stel
u niets voor van een autosnelweg in deze contreien: het zijn gewone
tweevaksbanen, toegankelijk voor mens en dier.
Het enige spannend aan de rit is de grensovergang. Aan
ons loket zit een om ter viestst kijkende bediende die specifiek
naar het adres van ons guesthouse in Windhoek vraagt en dat is
vrij ongebruikelijk. Die kerel is waarschijnlijk geslaagd in zijn
toelatingsproef voor zijn norsigheid. Ook moeten we terug
onze schoenen ontsmetten en is er een korte controle van onze
koffer. Ik denk dat ondertussen al onze schoenen volledig bacterievrij
zijn na telkens het doppen in een sodabadje. Het loopt
al bij al redelijk vlotjes.
Het landschap verandert als we Namibië binnenrijden: van
bush naar platte (Kalahari) woestijn, begroeid met geel steppegras
of gewoon bestrooid met stenen in een soort bruine, verdorde zandbak.
100 km langs zo'n traject is ok, maar 400 km is monotoon, van
het goede te veel, lang, oersaai maar gelukkig geasfalteerd.
Niet alleen het landschap wijzigt tussen de twee landen, ook de
veestapel. In Botswana blijven ze los over de wegen lopen. In
Namibië loopt er niets los en zit al het vee achter omheining.
Logisch, want we rijden door het ranchcentrum van het land waar
een duizendtal boerderijen instaan voor een derde van 's lands
rundsvlees, verspreid over 50.000 km2, zowat België x 1,5.
Zouden ze hier ook stikstofnormen hebben?
We nemen een rustpauze in Gobabis, een sympathiek stadje
met een echte winkelstraat. Daarin passeren we een aantal barbiers,
allemaal naast elkaar in piepkleine huisjes, eerder cellen, waar
er me ene toeroept 'haircut?'. Ik doe mijn pet af - komt mijn
kale kop tevoorschijn - en we schieten alle twee in de lach.
We arriveren in Windhoek halverwege de namiddag en leveren
de auto in. De factuur van de bandherstelling wordt netjes terugbetaald
want we zijn full insured. Onze kielemetriek duidt
20.466 km aan dus een lange lus Windhoek-Windhoek gereden van
4.666 km of gemiddeld 222 km/dag.
We slapen vannacht in hetzelfde guesthouse als op dag 1 van de
reis en beseffen dat dit een slecht teken is want het is overmorgen
over en uit. We verkennen in de vooravond Windhoek centrum.
Dag
22 - Windhoek -----Donderdag 10 november
Ik lees in mijn reisgids over een fietstoer in Katatura,
een arme buitenwijk van Windhoek, ook wel eens het Soweto van
Namibië genoemd. Wij daarheen met de taxi. Maar de fietsen
zijn zo gammel, te klein en de banden niet opgepompt, zonder werkende
remmen dat we gans het boeltje annuleren. We nemen de taxi terug
naar het stadscentrum.
Windhoek, 25 jaar geleden nog een verzameling golfplaten,
is niet meteen een toeristische trekpleister. Eén lange
boulevard van noord naar zuid, Independence Avenue, is de belangrijkste
straat met een mix van koloniale Duitse? en Afrikaanse huizen
en verdwaalde hoogbouw. Eén zijstraat is ingericht als
winkel-wandelstraat met aan het einde een flink winkelcentrum
waarvan ik vermoed dat velen erin lopen om koeling te zoeken tegen
de hitte. Het regent er bijna nooit.
In de wandelstraat snuistert Martine aan een stalletje en ik geraak
aan de klap met de kerel die het open houdt. Hij verkoopt opzichtige
T-shirts met de beeltenis van Poetin. Hij is fan en heeft helemaal
geen probleem dat hij een oorlog begon in Oekraïne. Meer
nog, hij beweert dat 9/11 fake is. Daar heb ik de discussie afgebroken
en hem een doktersbezoek aangeraden voor een hersenscan om zeker
te zijn of er nog hersens onder zijn schedel zitten. Met zo'n
loebas argumenteren heeft geen zin.
Hèt herkenningspunt van de stad is de Christuskirche,
een Duitse Lutheraanse kerk. Het is een klein en leuk uitziend
kerkje. Daarnaast is een museum, een moderne hoogbouw die onze
aandacht trekt wegens de buitenlift. Die brengt ons naar boven
en laat ons Windhoek zien vanuit de hoogte. Het is een uitgedijde
stad omringd door heuvels.
Ter afsluiting van de vakantie eten we in Joe's Beercafé,
het bekendste restaurant van de stad, Oryx (Gemsbok) steak. Het
is een beetje gokken tussen andere keuzes zoals Zebra- of Koedoe-
of Krokodil filet. Maar het is een lekker stuk vlees, mals en
qua smaak vergelijkbaar met een rundersteak. Ze hebben tal van
Duitse bieren op hun biermenu staan, maar de beste bieren ter
wereld zijn ze vergeten, de pipo's.
Dag
23 - Windhoek - Brussel -----Vrijdag
11 november
We worden opgehaald en naar de luchthaven van Windhoek gebracht.
Het zijn de laatste km's op Namibisch grondgebied maar niet voor
de mountainbikers die verspreid over een parcours tegen
vermoeidheid en hitte kampen. De fietsen dragen een nummer aan
het stuur, dus ik veronderstel dat het een georganiseerde wedstrijd
is. Wagens rijden hen aan 120 km/u voorbij want dit is een autostrade,
in werkelijkheid een tweevaksbaantje zonder pechstrook. Dus nemen
die renners wel wat risico's.
Windhoek International Airport is een (zeer) rustige luchthaven.
Deze namiddag en avond vertrekken er welgeteld vijf vluchten.
Dag
24 - Aankomst Brussel -----Zaterdag
12 november
De koude slaat om ons heen. Op onzen buik 'gien sanse'.
|